En het werd een betere dag. Er kwam geen pech. De wind was minder. De route was fijn. En ik bereikte een mooie bestemming.
Ik ageer vaak tegen het idee dat je ver weg moet gaan om mooie dingen te zien of een bijzondere ervaring te hebben. En als je wel ver gaat, blijken het vaak tourist traps te zijn, want hoe weet je anders dat je tienduizend kilometer verderop precies dáár moet zijn?
Die ochtend fietste ik er gewoon tegenaan. Zoals dat zo vaak gebeurt wanneer je met de fiets op reis gaat. Ergens bij een grote lus in de Maas is een tunnel geboord, dwars door de berg heen. Op het smalste punt van de lus. Makkelijk voor de scheepvaart. Het jaagpad gaat ook door de tunnel en is nu het fietspad. Er is geen verlichting, alleen een hek naast het water. Je ziet zelf maar hoe je er doorheen komt.
De route volgt nog lang de Maas. Hier gaat hij door de Franse Ardennen. Het pad voert over smalle oevers langs steile heuvels en rotswanden. In de middag verdwijnen de heuvels en wordt het land agrarisch.
Er is hier bijna niets anders meer dan eindeloze akkers. De ooit zo fraaie en levendige dorpjes zijn soms nog maar half bewoond. Winkels en café’s vind je hier niet meer. De voorname huizen aan het plein rond de kerk staan leeg en veranderen langzaam maar zeker in ruïnes.
Ik kan me van al mijn fietsreizen geen streek herinneren waar zo veel schade is aangericht door het automobilisme. Alles wat lokaal is sterft. De archetypische Franzoos die ’s ochtends bij de bakker om de hoek vers brood haalt, stapt tegenwoordig in de auto en rijdt naar de hypermarché twintig kilometer verderop. Zelfs de Duitse autofetisjisten hechten te veel aan hun lokale biergarten en konditorei om dit te laten gebeuren.
Ik moet nog boodschappen doen. En een kampeerplek vinden. Dat gaat hier niet meevallen maar ik heb mijn hoop gezet op het punt waar deze route en ‘Langs oude wegen en pelgrimssteden’ elkaar kruisen. Met google maps kijk ik naar die omgeving en zie dat er zowel een supermarkt als een camping is. Het ziet er allemaal niet heel fleppend uit maar ach. Een goede maaltijd en een nachtje slapen is alles wat ik nodig heb om gelukkig te zijn onderweg.
Ik stop m’n telefoon weg en ga weer fietsen. Het begint er nu wel heel erg op te lijken dat dit de eerste dag is waarop alles lekker loopt, waarop ik gewoon zonder allerlei gedoe kan doortrappen door mooie landschappen en daarna van een rustige avond kan genieten.
De naam van het dorp waar supermarkt en camping zijn, peutert een hoekje van mijn geheugen open. Ergens weet ik wat het is, maar ik heb tegenwoordig het geheugen van een goudvis dus het kan ook onzin zijn.
En toch. Ik stop en kijk nogmaals op de kaart. Dun-sûr-Meuse. Ineens weet ik het weer. Een ongezellig dorp net zuid van de Belgische Ardennen. Ik heb er ooit, bijna tien jaar geleden, gekampeerd, om er de volgende dag achter te komen dat vijftien kilometer verderop La Gabriëlle was.
Er komt een kracht in mijn lijf die ik lang niet gevoeld heb. Ik zie dat het prima haalbaar is en zet aan. Ik bereik Dun-sûr-Meuse, doe snel boodschappen en rij verder. Zuidwaarts. Over een eenzame D998, door grote graanvelden, langs doodstille dorpjes.
La Gabriëlle zit vol, maar niet voor fietsers met een klein tentje. Daarvoor is altijd plek. Het is een Nederlandse enclave in die grote Noord-Franse graanrepubliek. Groen, ontspannen. Ik krijg eerst een drankje aangeboden om even bij te komen. Dan wijst de eigenaar mij het plekje voor m’n tent en kan ik beginnen aan mijn avond. Afgezien van de oogstgeluiden en de spaarzame vrachtwagens op de weg, hoor ik alleen vogels en insecten.
Vogels en insecten. Hoe zelden maak je dat nog mee, een kakefonie van vogels en insecten.
Ik app wat met een vriendin over mijn tocht. Ze vraagt of ik hier een rustdag ga pakken. Nee, zeg ik. Er is hier niets, de dichtstbijzijnde winkel is 15 kilometer verderop.
De winkel dus waar ik een klein flesje wijn heb gekocht dat ik nu opdrink onder een pikzwarte sterrenhemel. Het is koud, ik moet al mijn laagjes merinowol aantrekken. Het is zo stil hier.
Die 15 kilometer is de reden dat ik besluit niet te blijven. Achteraf geen slimme keuze, het kost me twee dagen om die te corrigeren. Maar dat is voor het volgende verhaal.
Je slaagt er weer in om een heel herkenbare typering van een streek tegelijk ook persoonlijk in te vullen. Mooi.
Ik sluit me bij Joost aan, wat Van Gogh deed met kleuren kan jij met woorden. Prachtig!